Deauville, belle époque aan zee
De Normandische kust tussen de monding van de Seine en die van de Orne werd rond 1840 ontdekt door de Parijzenaren. Ze noemden de huidige Côte Fleurie de Normandische Rivièra. Dit kustgedeelte heeft ook nauwelijks schade geleden tijdens de gevechten in Normandië. Om vele redenen is Deauville zeker een bezoek waard.
Typisch ouderwets en opzettelijk exclusief, zo zou je Deauville kunnen beschrijven. Op het eerste gezicht lijkt het dat Deauville en Trouville de twee helften zijn van een grote badstad. Ze worden alleen gescheiden door de rivier Touques. Trouville, ook zeer pittoresk, is meer een praktisch realistische stad, met heel het jaar door een gezellige drukte in de kleine straatjes en op de visserskaai. Over de Touques loopt de Pont des Belges en zo kom je in Deauville. Voor je liggen methodisch geplande “avenues”. De “Duc de Morny”, een halfbroer van Napoleon III is hiervoor medeverantwoordelijk. Midden de 19de eeuw was Deauville nog een gebied van duinen en moerassen (Trouville bestond reeds lang daarvoor). Men voorzag een jachthaven en de straten werden aangelegd als brede boulevards zodat de Parijzenaar zich hier thuis zou voelen. Heel wat villa’s werden er gebouwd, vooral in Anglo–Normandische stijl. Volgende stap was een casino en een paardenrenbaan. De geniaalste zet was echter de bouw van een spoorwegstation met directe verbinding met Parijs. Veel van dit alles kan je nog steeds bewonderen. Deauville is nu, vooral buiten het seizoen, een rustige, luxueuze en ook trendy plaats.
Het bijna 2 km lange strand heeft een mooie houten wandelpromenade en hier vind je de iconische strandcabines met de naam van vele filmvedetten die hier vooral kwamen (en komen) tijdens het jaarlijkse filmfestival. Op het strand de al even iconische strandparasols, die als ze bijeengebonden zijn, lijken op schitterende, gekleurde palmbomen. Dicht bij het strand ook de “grote dames” van Deauville: de twee luxe vijfsterrenhotels, de Normandy en de Royal, buiten het budget van de meesten van ons, maar toch zeker binnenin een blik waard. Bezoek zeker de whisky- en calvadosbar in de Normandy. Je vindt trouwens genoeg betaalbare accommodatie in de stad. Ibis opende er niet zo lang geleden een van zijn nieuwe ‘Ibis Styles’-hotels.
Naast film wordt Deauville ook geassocieerd met paarden. Allicht is het de enige plaats in de wereld met twee renbanen. De hippodroom van La Touques dateert uit de tijd van Morny en wordt gebruikt voor paardenrennen op vlakkebaan. In augustus is hier een groot polo-evenement en de Grand Prix de Deauville sluit traditioneel het seizoen af. Er is ook een jaarlijkse verkoopbeurs van renpaarden waar vast en zeker vele miljoenen euro’s van eigenaar veranderen. Het is een enorm complex en zeker een bezoek waard. Clairefontaine is de naam van de andere renbaan, die meer gebruikt wordt voor steeple chase en trotting.
Wandel over de boulevards en je vindt een massa villa’s en herenhuizen in belle époquestijl, met soms de quasi bizarre Anglo-Normandische architectuur. Meer dan 500 gebouwen zijn beschermd. Extravagantie ten top is de Villa Strassburger: half in hout met een brouwsel van peperbustorens, pagodeachtige lijstwerken en met een dak als een Zwitsers chalet en aan de buitenkant weelderig gedecoreerd met geraniums. Oorspronkelijk werd het rond 1907 gebouwd voor baron Henri de Rothschild, deel uitmakende van de bankiersfamilie met dezelfde naam (zie Waddesdon Manor in ‘t Periodiekske 22 van 11.12.2018). De vrouw van de baron vond de villa maar niks daar ze voor haar een zicht op zee miste. In 1924 kocht de excentrieke bon vivant en Amerikaans advocaat, Ralph Beaver Strassburger de villa. Strategisch was de villa een hit voor hem. Ze ligt dicht bij de renbaan en Ralph was gek van paarden. Een andere hobby van de man was “kwistig entertainen”. Hiervoor was het grote huis ook ideaal. Jaren was het de place to be voor zijn gasten. Tijdens de bezetting in WOII was de eigenaar naar Amerika gevlucht en was de villa het hoofdkwartier van de Duitsers. De hoogste officier die bevelhebber was in Deauville en omstreken liet het interieur volledig verbouwen naar zijn (nogal saaie) keuze. Na de oorlog toen de familie Strassburger terugkwam, werd alles in zijn oorspronkelijke vorm herbouwd. Alleen het bad bleef staan als attractie omdat het zo buienmaats was. De Duitse officier woog meer dan 160 kg en had een bad gekozen met speciale afmetingen.
Het huis is nu eigendom van de stad Deauville. De weelderige kamers zijn te bezoeken op bepaalde dagen en uren tijdens het seizoen. Aan de muren ook een fascinerende collectie van schilderijen met paarden, veel winnaars van de stal van de heer Strassburger. Voor een bezoek wend je je steeds tot het office de tourisme.
In Deauville kan je alles te voet doen. Je vindt er veel eetgelegenheden en patissiers die je door de terrasjes zeker aan Parijs doen denken. Het indoorzwembad is gevuld met zeewater. Kuier langs de vele winkels, van topnamenkledij tot specialiteitenzaken voeding. Voor wie niet tot Trouville gaat, is er hier ook een kleine vismarkt. De grote markt in Trouville is echter een aanrader. Ze gaat door op woensdag en zondag. De vismarkt is dagelijks open. Je kan er zelfs naartoe met een kleine passagiersferry die je over de Touques brengt.
Alle info: www.deauville.fr
Tekst en foto’s: A. Charrin