Cornwall is een zeer populaire bestemming in Groot-Brittannië. Kleine haventjes, mooie dorpen, prachtige kustlijn, maar er is ook het minder bekende Bodmin Moor. Het is geen National Park, zoals zijn grote buurman Dartmoor, maar wel een AONB (Area of Outstanding Natural Beauty). Het ligt juist bij het binnenkomen van Cornwall. Het grootste deel van Dartmoor is trouwens nog het graafschap Devon.
Bodmin Moor is ongeveer 200 vierkante kilometer groot en het wordt bijna in tweeën gesneden door de drukke A30. De A30 is een tweebaans-semiautoweg die Exeter verbindt met het zuiden van Cornwall. Daphne du Maurier schrijft in haar beroemde boek Jamaica Inn (het verhaal speelt zich af in Bodmin Moor) enkele malen zeer prozaïsch over de streek. Daphne werd trouwens geboren in die regio en verbleef er haar hele leven.
Zo heeft Bodmin zijn landschap, geschiedenis en legendes. De hoogste heidegebieden reiken tot ongeveer 420 meter. Het heideland is zeer gevarieerd van bleke hooggelegen delen tot meer granietachtige kleuren, aangevuld met groene weiden, waar je veel melkvee en schapen vindt. Ook een duizendtal halfwilde paarden en pony’s bevolken Bodmin. Ze lopen gewoon over de weg, dus je moet wel goed uit je doppen kijken tijdens het autorijden. Autorijden doe je best op de rustigste manier, niet alleen voor de vele dieren op de weg, maar ook moet je ermee rekening houden dat de meeste weggetjes amper een wagen doorlaten. Ik vroeg me af wat er met de paarden werd gedaan. Britten verorberen nog steeds geen paardenvlees. Bij navraag bleek dat een redelijk aantal na een poos werd uitgevoerd naar Frankrijk waar ze “naturellement” wel op het menu verschijnen.
Het deel ten noorden van de A30 is archeologisch zeer rijk. Verschillende neolithische sites werden reeds ontgonnen. Je vindt er nog overblijfselen in de vorm van granieten structuren.
Bodmin telt een natuurlijk meer en drie speciaal aangelegde reservoirs voor watervoorziening Van Dozmary Pool, de enige natuurlijke, wordt verteld dat het beroemde zwaard van koning Arthur –Excalibur – er zijn thuishaven heeft. Colliford Lake is een oase van rust en een plaats waar veel paarden hun dorst komen lessen. Jammer genoeg kan je geen gebruik meer maken van de toiletten, gelegen bij het meer. Ze zijn reeds 10 jaar gesloten, er is geen toezicht en door vandalisme heeft men ze niet meer geopend.
Je vindt er nog kleine dorpen en nederzettingen. Eén ervan is het piepkleine Warleggan, waar je een eenzame kleine kerk tegenkomt. Hier predikte de excentrieke dominee Densham in de 1930’s in een kerkje gevuld met kartonnen uitgesneden mensenbeelden. De reden: zijn parochianen hadden hem allen de rug toegekeerd omdat ze niet akkoord gingen met zijn ideeën. Altarnum en St Neot zijn ook een bezoekje waard. Hier vind je trouwens enkele goede dorpspubs met een kleine, maar excellente menukaart. Dicht bij Altarnum is er in Fivelanes “The Kings Head” en in St Neot is “The London Inn” een goede keuze.
Nog een woordje over Jamaica Inn. Het boek lezen is stukken beter dan de huidige pub bezoeken. Die staat nog steeds dichtbij de A30, maar is eerder een lawaaierige bedoening met een tegen betaling (!) te bezoeken museum over het boek. Een toeristenval grand cru!
In de negentiende eeuw was Bodmin, zoals de rest van Cornwall, een zeer groot mijncentrum. Vooral graniet, tin en koper. Overblijfselen van deze industriële archeologie vind je nog in veelvoud. In Minions is er zelfs een “visitor center” aan gewijd.
Met nog een bosrijk gedeelte in het zuiden, waar de weliswaar minuscule, maar toch mooie Golithawatervalletjes zijn en het geaccidenteerde terrein kan je er ook prima wandelen. Vergeet echter niet dat, ondanks de hoogtes, je maar tot zo’n 400 meter kan stijgen, het weer er plotseling kan omzwaaien en binnen enkele minuten een heerlijk zonnetje kan verdwijnen en dikke mist de omgeving kan doordringen. Stevig schoeisel is ook onontbeerlijk, vooral in het heidegebied.