Saint-Quentin is een gezellige stad, gelegen halverwege tussen Brussel en Parijs. Het is de onderprefectuur van het Aisne departement en de hoofdplaats van Hoog Picardië. De regio rond de stad met ruwweg een 55.000 aantal inwoners heeft veel natuur en verborgen parels. De stad bruist niet alleen in het centrum  van kunst en geschiedenis. De laatste jaren van Wereldoorlog Eén  waren nefast voor de stad. Lang bezet door de Duitsers werd ze bijna volledig vernield en moest een enorme wederopbouw starten. Dit ging van start in de beginjaren ‘20 en men ging voluit voor de Art-Deco architectuur.

 

Rond Place de l’Hôtel de Ville

De aanwezigheid van de Art-Deco stroming voel je zeker rond deze Grand Place. Ze ligt middenin het circuit door de stad dat het Office de Tourisme heeft uitgestippeld en in een handige brochure heeft gegoten. De nieuwe stijl leunde sterk aan bij het nieuwe “ art de vivre”, de jaren na de oorlog of “ Les Années Folles”. De stijl speelde mee op de nieuwe  behoeften met onder meer de opkomende mechanisatie en de industrialisering. Ze wou ook breken met de ‘wanorde’ van de Art Nouveau en een terugkeer naar klassieke traditie.  We zien bij de nieuwe stijl een strakke en eenvoudige vormgeving, geometrische patronen, abstracte vormen en een fel helder kleurgebruik. Ook in mozaïek en smeedwerk. 3.000 voorgevels vormen het Art-Deco erfgoed van de stad. Het erkerraam doet ook zijn intrede.

Het stadhuis is één van de weinige gebouwen die ontsnapte aan de vernieling. Het is een parel van laat gotiek met liefst 173 beelden die de voorgevel versieren. De raadzaal is pure Art-Deco met een houten lambrisering en warm aandoende lampenkapjes. De trouwzaal heeft in het gebinte gebeeldhouwde figuren die de belangrijkste personages van de stad uitbeelden. Van beul tot burgemeester over de nar.

Onderweg kom je ook de oude façade van de cinema Le Carillon tegen en ga zeker even de inkomhal van het hoofdpostkantoor binnen. De oude Criée municipale werd gebruikt als vishal.

 

De Basiliek.

De basiliek kreeg haar titel in 1876 en was eerst een collegiale kerk. Gebouwd tussen de XII e en XV e eeuw  is het een synthese van gotische architectuur. De basiliek werd zwaar beschadigd tijdens de Eerste Wereldoorlog en toen  de Duitsers de stad  halsoverkop verlieten waren er zelfs plannen om de basiliek op te blazen. Sommige pijlers werden uitgehold om er explosieven in te plaatsen, die holtes zijn nog steeds zichtbaar. Veel in het interieur is gewijd aan de heilige Quintinus, naar wie de stad is genoemd. In het begin van het kerkschip is er het 360 m labyrint, een labyrint dat de gelovigen op hu knieën aflegden. Vooral mooi van bovenuit, soms is er gelegenheid tot hoogtetoer via het herstelde orgel. Ook heeft de basiliek in het midden van het schip tegenover elkaar twee mooie Art-Deco glasramen, een ervan over Saint-Thérèse, patroonheilige van de soldaten.

 

Het gebied rond het station.

 

Niet ver van het centrum van de stad is er Le Parc D’Isle en het Isle Sauvage. Vroeger een moerasgebied maar nu een groene oase met veel recreatiemogelijkheden. Het watergebied heeft contact met een stuk van de Somme rivier die niet ver vandaan zijn bron heeft. Ook het Canal de Saint-Quentin is nabij. Aan het begin van het park kom je het grote oorlogsmonument tegen. Le Monument aux Morts, het staat op de plaats waar ooit een molen stond. Uit graniet en 31 m lang heeft het als bijzonderheid dat het niet alleen een monument is als herdenking aan Wereldoorlog Eén maar ook twee andere oorlogen beschrijft. Eén uit 1557 en een andere uit 1870.

Het station had merkwaardig weinig te lijden onder Wereldoorlog Eén, maar kende dan weer een rampzalige brand in 1922.  De heropbouw leverde een waar Art-Deco pareltje op met het Buffet Hôtel de la Gare. In de hoogdagen was het buffet een gerenommeerd restaurant en boven was er het hotel met een 30 tal kamers. De hotelkamers zijn nu burelen voor de Franse Spoorwegen maar het Buffet is nog geheel intact en te bezoeken op afspraak met gids. Het geheel is versierd met talloze mozaïeken  , allen met andere motieven. Er zijn ook glaswerken en keramische vloerstenen. Alleen het meubilair is vervangen maar een lokale houtbewerkingsschool maakte zeer mooie replica Art-Deco tafels en stoelen.

 

Musée des Beaux-Arts Antoine Lécuyer.

 

Antoine Lécuyer was een rijke bankier die in de 19e eeuw zijn herenhuis schonk aan de stad om er een Museum van Schone Kunsten te herbergen. Ook dit gebouw ontsnapte niet aan de vernielingen tijdens Wereldoorlog Eén. Het werd echter vanaf 1929 volledig gereconstrueerd. Binnenin voornamelijk werk van een van de beroemdste inwoners van de stad.,Maurice-Quintin de La Tour. ( 1704-1788). De La Tour was een meester in het portret schilderen en was een pastellist. Hij maakte meer dan 100 pastelportretten. Door het grote aantal kan het museum een rotatie schema hanteren om je de portretten van prinsen, prinsessen, adellijke heren, letterkundigen en kunstenaars te tonen. De werken zijn echte schilderijen die de Franse maatschappij in de 18e eeuw weergeven. De La Tour slaagt er meesterlijk in, de fysionomie en psychologie van zijn modellen naar voor te brengen. Het stof van de talk der pruiken op de schouders van enkele uitgebeelde figuren is bv. een geniaal idee. Bewonder ook zijn zelfportret. Hij was ook de officiële portrettist van Lodewijk XV.  Je kan ook wat leren over de pastel werking zelf in het museum waaronder een box met meer dan 500 pastel sticks ( origineel met de grootte van een vinger).

Het museum heeft ook nog andere kunst en soms tijdelijke tentoonstellingen.

 

Le Village des Métiers d’Antan & Musée Motobécane.

 

Een hele mondvol en dit dubbelmuseum staat in een buitenwijk van Saint-Quentin op een goede 25 minuten stappen vanuit het centrum. Je kan er ook met de wagen naar toe, er is genoeg parking. Het dubbelmuseum opende op één van de oude sites van Motobécane, de oorspronkelijk Franse bouwer van moto’s en aanverwanten. Hier rolde in 1924 het eerste model van Motobécane van de band. Herleef de geschiedenis via meer dan 120 modellen, sommige echte prototypes. In 1949 werd hier de Mobylette geboren. In 1983 werd de naam veranderd in MBK en kwam het in handen van Yamaha. Motobécane maakte ook fietsen en leverde een periode aan grote Franse wielerploegen hun materiaal. Uit 1973 staat hier de fiets van Luis Ocana, ooit een grote Tourrenner. Zelfs buitenboordmotoren en  elektrische hegscharen zagen het licht bij Motobécane.

Het tweede en grootste deel van het museum is gewijd aan een reconstructie van meer dan 55 beroepen, ambachten en geneugten uit vervlogen tijden. Met meer dan 20.000 objecten uit het dagelijkse en professionele leven van vroeger. Een levensgroot dorp met veel nostalgie waarin je als het ware een reis door de tijd maakt. Bezoek het schoolklasje, de schoenmaker of de melkerij. Er is een klein dorpscafeetje, dat meestal ’s middags bemand is door vrijwilligers. Ook veel gerestaureerde karossen en oude speeltuigen. Alles is indoor. De site doet ook aan restauratie.

www.village-metiers-dantan.fr

Een aanrader voor overnachting is hotel Le Picardy ( op 10 minuten van het stadscentrum en met parking). Hier is de Art-Deco ook weer aanwezig, zowel buiten als binnen.

Aanpalend op de Place du VIII Octobre is restaurant Le Huit een prima eetplaats.

www.lepicardyhotel.com

Saint-Quentin heeft veel in de aanbieding en door zijn ligging is het een ideale basis voor de streek van Hoog Picardië.

www.destination-saintquentin.fr

Tekst en foto’s: Gust Charrin.